Erfgoedteam: De toekomst van de historische openbare ruimte

Op woensdag 30 oktober 2019 organiseerde het Erfgoedteam de bijeenkomst De Toekomst van de Historische Openbare Ruimte. Aanleiding hiervoor was het onderzoek door Team Erfgoed van de gemeente Haarlem naar de historische openbare ruimte in de binnenstad. De gemeente wilde als vervolgstap onderzoeken hoe de uitkomsten van dit onderzoek – waar mogelijk – zijn om te zetten in beleid. Doel van deze Erfgoedteam-bijeenkomst was de gemeente Haarlem, maar ook andere Noord-Hollandse gemeenten in deze verkenning te inspireren.

Gemeenten weten over het algemeen veel van de gebouwde monumenten en de historische stadsontwikkeling. Hoe hun openbare ruimte zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld, is veel minder bekend. Een onderzoek naar de ontwikkeling van de openbare ruimte en naar de nog aanwezige cultuurhistorische waarden, zou als inspiratiebron voor de toekomstige inrichting van de openbare ruimte kunnen dienen.

Ontwikkelingen in de Haarlemse straatinrichting 1850-1930

Het onderzoek naar de historische openbare ruimte in de binnenstad van Haarlem werd begin dit jaar door stagiaire Isanne Damen afgerond. Het beperkt zich tot het negentiende en begin twintigste-eeuwse straatbeeld van de Haarlemse binnenstad. Daarbij richt het zich op de bestrating, grachten en kades (profiel en materialen), stadsbomen (publieke en particuliere boomaanplant) en (de ontwikkeling van) straatverlichting. Nelleke Manschot, adviseur erfgoed en ruimte van de gemeente Haarlem lichtte toe dat het onderzoek qua methodiek geput heeft uit het onderzoek dat Esther Starkenburg uitvoerde namens Monumenten & Archeologie van de gemeente Leiden uit 2010. Het onderzoek illustreerde met name de verandering in materialen en behoeften in de openbare ruimte aan.

Het standaardprofiel dat tot de negentiende-eeuw werd gehanteerd, bestaande uit een rijweg met keien en aan weerszijden voetpaden van klinkers, dat als geheel werd ingeklemd tussen particuliere stoepen, werd onder de druk van nieuwe verkeersvormen en een snel veranderende maatschappij, ingewisseld voor losstaande situatiegerichte oplossingen met afwijkende hoogteverschillen. Dit in tegenstelling tot de boomaanplant in de stad, die van de negentiende naar de twintigste eeuw vrijwel geen grote veranderingen doormaakte. De ontwikkeling van de straatverlichting kwam voort uit de verschillende technieken (olie, petroleum, gas en elektriciteit) die elkaar opvolgden. Het leidde tot grote diversiteit aan straatlantaarns, die echter door hun vormgeving en materiaalgebruik een eenheid bleven vormen.

Puccinimethode en het Handboek Inrichting openbare ruimte van Amsterdam

De gemeente Amsterdam heeft de afgelopen 25 jaar veel geïnvesteerd in de openbare ruimte en de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Deze transformatie zorgde er echter ook voor dat de openbare ruimte steeds meer versnipperd raakte, met name bij het weefsel van verkeers- en buurtstraten. Heiko Miskotte, hoofdontwerper openbare ruimte van de gemeente Amsterdam, lichtte toe dat hiervoor twee oorzaken waren. Aan de ene kant de verschillende handboeken en beleidskaders voor de inrichting van de openbare ruimte, die niet op elkaar waren afgestemd. En aan de andere kant te weinig onderlinge afstemming tussen de verschillende diensten en afdelingen, die ieder voor zich experimenteren met nieuwe materialen en meubilair en de beoogde kwaliteit en samenhang tijdens de uitvoering niet altijd voldoende handhaafden.

Om weer een vanzelfsprekende, samenhangende en rustige inrichting van de Amsterdamse openbare ruimte terug te brengen, werd de Puccinimethode bedacht. In 2001 beperkte zich dit tot aanbevelingen om de uitvoeringskwaliteit van de projecten te verbeteren, maar dit groeide uit tot een methode met een werkgroep en handboek met inrichtingsprincipes voor allerlei soorten straten, geredeneerd vanuit de stedenbouwkundige structuur van de stad. In het Handboek werd vastgelegd welke profielen, materialen, soorten meubilair en verlichting waar konden worden gebruikt. De keuzes hiervoor kwamen voort uit de verschillende belangen en eisen van de verschillende betrokken afdelingen, op het gebied van verkeersveiligheid en toegankelijkheid, financieel beleid, maar ook duurzaamheid (klimaatbestendigheid en circulaire materialen). Het Handboek zelf is niet statisch, maar blijft zich ontwikkelen door de wisselwerking tussen best practices en innovaties.

Reflectie vanuit de praktijk

De openbare ruimte heeft verschillende manieren van betekenisverlening, door de locatie, de inrichting ervan, de omgeving waarin het zich bevindt en de symboliek die aan de plek wordt meegegeven. Remco Reijke, adviseur ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundige, onderzoekt bij de projecten met zijn bureau Islant daarom niet alleen de verkeerstructuren, groenstructuren en bijzondere elementen, maar ook de betekenis van de openbare ruimte. Daarvoor zet hij drie verschillende instrumenten in: een culturele biografie die de ontstaansgeschiedenis in kaart brengt, een dierbaarheidsonderzoek waarin de waardering van de gebruikers wordt onderzocht en een ruimtelijke inventarisatie van de bestaande situatie, waarin de verschillende sfeergebieden en routes in kaart worden gebracht.

Op verzoek van het Steunpunt reflecteerde Remco op het onderzoek van Team Erfgoed van de gemeente Haarlem. Daarbij stelde hij voor in ieder geval de volgende vragen te beantwoorden:

  • Wat is het verhaal van de plek?
  • Wat is dierbaar?
  • Welke sferen kun je onderscheiden?
  • Hoe ga je om met de historie?
  • Wat is het gebruik nu?
  • Wat is het toekomstig gebruik? (duurzaamheid, demografie, gezondheid, mobiliteit)

Remco adviseerde de materialen te laten refereren aan de historie en als nieuwe laag toe te voegen, in plaats van het oude te kopiëren. Hij zag kansen om de verschillende zones zichtbaar te maken, door banden en/of legverbanden en afhankelijk van het gebruik afwegingen te maken om te kiezen voor een verhoogd trottoir. Daarbij benadrukte hij voorzichtig te zijn met verhoogd parkeren, waardoor de auto op een podium wordt gezet en de particuliere (natuurstenen)stoepen en bomen te koesteren.

Nabespreking

Inspirerend was ook het gesprek dat plaatsvond tussen de aanwezigen, na afloop van de drie sprekers. Onder andere de rol van Jouke van der Werf, die namens Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam onderdeel uitmaakt van de Puccini-werkgroep, toonde de meerwaarde van een goede samenwerking tussen de afdelingen OR en Erfgoed en om elke casus apart door de werkgroep te laten behandelen, zodat steeds kan worden onderzocht hoe de ontstaansgeschiedenis van de openbare ruimte als uitgangspunt kan dienen voor het nieuwe ontwerp. Daarnaast werd ook het belang van handhaving binnen de gemeente zelf benadrukt: ‘als je je beleid niet handhaaft, kun je het beter niet maken’.

(Beeldverantwoording: Wikimedia)

Deel dit artikel

Categorieën

Tags

Gerelateerde berichten

  • Stille ruilverkaveling: historische verkavelingspatronen in het geding

    Categorie: Cultuurlandschap

    Watererfgoed is van belang voor de identiteit van Noord-Holland. Onderdeel van dat watererfgoed zijn historische waterstructuren, maar die zijn lang niet altijd beschermd. Onderzoek wijst uit dit erfgoed in onze provincie verdwijnt en dat er onvoldoende borging bij gemeenten. 

  • ‘Erfgoed als uitgangspunt’, een interview met Carola Hein

    Categorie: Gebouwd erfgoed, Omgevingswet

    Carola Hein sprak tijdens ons Samen Slimmer symposium over de veelzijdige historie van ons water en benadrukte hoe belangrijk het is om hier op een brede manier over na te denken. Hoe kunnen we omgaan met de waardeverandering in relatie tot ons watererfgoed? En hoe kunnen we het narratief benutten door het watererfgoed in te zetten voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving?